Jorrit de Graaf

TEAM BEHIND THE TEAM: JORRIT DE GRAAF

Editie IV: door onze redacteur

Inmiddels kennen we de spelers van het team redelijk tot goed. Maar we weten eigenlijk weinig tot niks van het team áchter het team. En daar staat een sterk (vrijwilligers)team. Bijvoorbeeld Jorrit de Graaf. Hij is altijd aanwezig bij de wedstrijden van het OG Capitals Eredivisieteam. Jorrit valt op door zijn grote verschijning en lijkt een sterke, stoere en soms norse Viking. Maar leer je hem kennen, dan is hij een benaderbare, lieve en praatgrage vent. Benieuwd? Lees het interview.

Hoe zou je jezelf omschrijven voor iemand die je niet kent?

“Ik ben Jorrit de Graaf, geboren in 1978, inmiddels 45 jaar oud, ik ben vader van Emma, en op dit moment alleenwonend. Ik heb Emma de ene week thuis en de andere week is ze bij mijn ex. Ik ontwerp en verkoop keukens Bij Keuken Sale. Ik werk daar normaal gesproken fulltime. Nu nog niet, ik ben aan het opbouwen na mijn operatie. Ik moet mijn energieniveau echt nog opbouwen.”

Hoe ben je in aanraking gekomen met de sport? 

“Ik ben in aanraking gekomen met ijshockey in 1985. De toenmalige vriend van mijn zus zat op ijshockey. Dit was Fons Schootstra (van de visboer). Ik kreeg van hem mijn eerste stick en borstpantser. Zo ben ik op de ijshockeyschool beland.”
 

Jorrit in zijn jonge jaren (links van de beker, middelste rij). 

“Ik mocht Andy Atkinson helpen bij de ijshockeyschool. Daar keken we echt tegen op in die tijd.”

Hoe vond je ijshockey?
“Geweldig! Was echt een sport voor mij.  Ik was direct verkocht. En best snel doorgestroomd naar de jeugdteams en dat waren toen het D-team, C-team etc. Tegenwoordig zijn dit de U teams. Ik mocht helpen bij de ijshockeyschool bij Andy Atkinson. Daar keken wij toen echt tegen op in die tijd, hij was een grote naam. Van hem leerde ik de ‘Superman dive’ op het ijs.”

Je vertelt dat je bent doorgestroomd naar een jeugdteam. Waren het volle teams? Of moest je toen echt mensen bij elkaar rapen? 
“Het waren relatief kleine teams. Dat wel. IJshockey was natuurlijk een niche sport. We hadden wel alle teams op orde en hadden voor elk team begeleiding. Ik heb het nooit als leeg ervaren.”

Jorrit in het midden van de foto met zwart shirt en blauw zweetpak eronder. Met Waling Dijkstra als trainer. 

Je bent doorgestroomd naar hogere jeugdteams?
“Dat was met Vincent Lord en met Doeke vanuit het C-team. We waren nog maar jeugd, maar we mochten op de bank zitten bij het eerste team van Trias. Toen hadden we als hoogste team een AT team voor het 1e! Op een geven moment hield Trias op te bestaan. Toen ben ik met een paar jongens naar Heerenveen gegaan. Maar dat was niet mijn mentaliteit, ik vond het daar persoonlijk verschrikkelijk. Toen zijn we het team de Cheers Magics opgestart. Daar heb ik echt een leuke tijd mee gehad en dat is later overgegaan in de Vikings.”

Kan je uitleggen wat is het waarom het in Heerenveen niet bij je paste?
“Het was niks voor mij daar. Ik vond het verschrikkelijk. Het was ook de overgang van een kleine club met vrienden waar je je echt thuis voelt, wat een thuishonk is voor je waarna je naar een club gaat waar het alleen om de sportprestatie gaat. Dat paste niet bij mij. Die overgang liep allesbehalve soepel.”

O ja?
“Een mooi voorbeeld daarvan is ook dat ik was uitgenodigd voor de selectie van het Nederlandse (jeugd)team. Hans Dekkers was daar de trainer. Hij betrapte me met een sigaret en ik moest van hem rondjes gaan rennen. Ik vertikte dat en ben toen weggestuurd. Dat kenmerkt dus ook een beetje hoe ik erin stond. Ik wilde me niet aanpassen, ze moesten me maar nemen zoals ik was.”

Hoe lang heb je toen nog gespeeld?
“Dat was nog met het team van de Vikings. Van de oude ijshal naar de nieuwe ijshal hebben we nog 2e divisie gespeeld met de Vikings. Met Nadia, Niels (mijn collega teamleider), Emiel en Jildert en Ludo alles wat overbleef uit het team van de Vikings. Toen zijn we doorgestroomd naar het eerste team.”

“Onze mond viel open. Alles aan de nieuwe hal was netjes, mooi, nieuw en gaaf.”

Hoe vond je de overgang van de oude naar de nieuwe ijshal?
“Ik weet nog wel dat we met het eerste groepje binnenliepen in het nieuwe gebouw. Onze mond viel open. Tjee, wat gaaf! Er waren natuurlijk ook verschillen, maar het was echt wel modern en nieuw. Alles was netjes en nieuw. De oude hal was ook echt wel af en vervallen. Er was wel één minpuntje aan de nieuwe hal. Dat je niet goed kon kijken naar de ijshockeyhal. Dat kon je echt heel goed in de oude hal. Pluspunt is dat de nieuwe hal een van de meest energiezuinigste ijshallen ter wereld is. Het was het eerste jaar ook erg prettig maar daarna is het wel steeds kouder geworden. Brrr.”

Je bent toen naar het eerste team doorgestroomd?
“Ja aan het eind. Ik ben ook laat begonnen met aanhaken met trainen, door blessures. Bij de eerste wedstrijd speelden we in het geel tegen Dordrecht (we hadden toen nog geen wedstrijd shirts). Ik ben daarna door blessures direct afgehaakt. Ik kon niet meer mee op dat niveau omdat mijn lijf protesteerde.”

“Mijn lijf protesteerde. Veel mensen weten het niet, maar ik werd platgespoten om te kunnen spelen.”

Dat is best heftig. Waar had je last van?
“Mijn schouder en mijn heup, en mijn rug. Ik heb een versleten derde lendenwervel in mijn rug, daar mist het kraakbeen. Dit weten mensen niet. Ik ben best wel platgespoten in de periodes dat we speelden. Ik kreeg dan een cortisonen spuit en die duren niet langer dan een week terwijl ik in het begin een half jaar pijnvrij was. Ik ging daarna ook over op zware pijnstillers om überhaupt te kunnen ijshockeyen. Na een wedstrijd moest ik vier dagen platliggen. Dat kon natuurlijk zo niet langer. Dat houd je niet vol.”

Als ik je zo hoor maakte ijshockey een belangrijk deel uit van je leven. Wat was je droom?
“Ik had eigenlijk geen droom. Daar was ik ook niet goed genoeg voor. Ik wilde er gewoon deel van uitmaken. En ik maakte er ook deel van uit. We waren vroeger altijd in de ijshal. Ik had vroeger een klem op mijn fiets voor de stick. Na school waren we altijd om en op het ijs. We waren aan het spelen, stickelen, overlopertje doen, en schaatsen. Ongeacht wat ik deed ik was altijd in aanraking met ijshockey maakte onderdeel hiervan uit. Het was een deel van mijn leven. Je slaapt en ademt ijshockey. Al je vrienden zijn daar ook.”

En je dochter Emma speelt die nog?
“Ja, nu alleen even niet. Ze heeft 2 jaar ijshockeyschool gedaan, ze is nu echt verknocht aan paardrijden. Dus ze is nu tijdelijk gestopt. Ze vraagt nu wel vaak “Papa, kan ik weer ijshockeyen maar dan niet meedoen met wedstrijden?” Dan wil ze wel naar de ijshockeyschool op zondag ochtend.” 

“Pieter was sceptisch over mijn rol als teamleider. Ik was vroeger ook een wildebras, maar ik ben die persoon niet meer.”

Hoe ben je verzeild geraakt bij het eredivisieteam als vrijwilliger?
“Ik ben snel gebeld dat Eddy Lord ging stoppen. Toen is vanuit de jongens de vraag gesteld of ik het wilde doen. Pieter was wat sceptisch. Hij had een ander beeld van mij, ik was vroeger ook een wildebras. Ik ben nu van ‘Doe maar normaal’. Ik heb aardig wat geknokt in mijn leven en ook stomme dingen gedaan. En dat kan best afschrikwekkend zijn, maar ik ben nu een rustige jongen. Benaderbaar. Ik lijk dan wel groot en breed met een Vikingsbaardje, maar ik ben gewoon en normaal. Sterker nog, ik houd nu van gezelligheid en een gezellig praatje met iedereen. In het team noemen ze me Legend. Dat is ooit weggekomen bij Brend Sr.  En dat is zo gebleven. Iedereen spreekt mij zo aan.”

Waarom Legend?
“Misschien door de wilde jaren en dingen op het ijs die gebeurd zijn. Ik was relatief een harde speler en ging voor het mannetje en niet voor de puck. Er is links en rechts wel eens wat gebeurt. Bij de Vikings hadden we een toernooi in Eindhoven. We mochten toen gewoon checken. Dat was een klap midden op center ijs. Die vent schoof bij mij vandaan plat op het ijs en zijn helm draaide nog in de lucht. Hij is toen afgevoerd, was echt niet ok. Toen hebben we afgesproken dat we maar niet meer mochten checken. Dus dat. Ik stond wel stevig op het ijs. Ik was een betonnen muurtje.”

“De buitenlandse tripjes waren onvergetelijk. Wij zaten in Tsjechië nog in hetzelfde hotelletje als in 1986, hotel Arnost.”

Heb je ook een nummer 1 ijshockeyervaring die je nooit meer vergeet?
“Ja, dat zijn er wel meerdere. Maar als ik moet kiezen toch wel de buitenlandse tripjes. In Denemarken we zijn naar de Earl Chadwick cup geweest, daar heb ik echt wel goede herinneringen aan. Naar Tsjechië, Engeland dat waren de mooie herinneringen. Daar zijn we met de jeugd geweest maar ook met dit eerste team. We hebben daar gespeeld in de voorbereiding van het WK (Carlson Games) in Pardubice en we hebben in het grote stadion mogen spelen. En topwedstrijden van Canada, Tsjechië en Zweden mogen bewonderen. Echt onvergetelijk, altijd in hetzelfde motelletje als vroeger. In de Tesla Pardubice tijd in 1986 was dat. In Hotel Arnost zaten we nu ook weer, echt superleuk.”

Je bent nu teamleider voor het Eredivisie team. Hoe ziet jouw dag eruit?
We zijn inmiddels een heel team achter het team. Vanaf het eerste jaar toen Eddy stopte, heb ik het overgenomen. Toen deed ik alles alleen. Jitze was toen de persoon met wie we alles bespraken. Ik stond toen ook elke training op het ijs om mee te helpen met de training. Tegenwoordig is dit anders. Afgelopen weekend bijvoorbeeld. Niels is er nu niet die is met vakantie. Dan ben ik 17.00 uur in de ijshal, sticks eruit rijden, doekjes ophangen, shirts ophangen en kousen uitdelen in verschillende maten. Dan begin ik in de bank waar wij zitten als speler en als staf. Dan zet ik de juiste banken neer. De doekjes, sticks in de hoek als reserve, alles netjes maken ook in de box. Dan loopt iedereen druppelsgewijs binnen (Andries en Jitze) en hebben we ruggenspraak over wat er nog mist. Voorheen deden wij ook het klaarzetten van de merchandise en vlaggen en alles opzetten, maar daar hebben we steeds meer vrijwilligers voor gelukkig.”
“Ik regel daarnaast ook de busreizen bij uitwedstrijden samen met Veenstra Busreizen. Ik doe de planning daarvan en regel de communicatie in de appgroepen met de spelers. Gisteren heb ik het vertrek voor Nijmegen geregeld. Waarvandaan we rijden (in dit geval Leeuwarden), waarlangs we rijden, op welke tijd we waarvandaan vertrekken. We rijden vrijdag bijvoorbeeld niet door de polder, dus dan komt Arjan richting Heerenveen. Zodoende. Dan heb je een takenpakket. Maar je wilt niet weten (zeker in het eerste jaar toen ik begon) had ik ook een functie als sociaal medewerker. Uren met jongens aan de telefoon gehangen om uit te leggen waarom ze niet werden opgesteld. Of problemen thuis hadden en daar was ik dan ook de persoon voor. Dan ben je er best veel met dit vrijwilligerswerk bezig. Dat is nu wel minder.”

“Na de headcount vertrokken we met de bus uit Zoetermeer. Een half uur later ging mijn telefoon. We waren Ruben vergeten!”

Je regelt dus best veel. Wat vind je nou een mooi moment wat je hebt meegemaakt?
“Nou, er zijn er meerdere! Maar wat echt geweldig was is die keer dat we in Zoetermeer speelden uit vorig jaar. Toen had ik bij de terugreis in de bus een headcount gedaan en waren we vertrokken richting huis. Na een half uur ging mijn telefoon. Dat was Ruben onze livestreamer. We waren hem vergeten! Moesten we een U-turn maken om hem op te halen. Geweldig wat hebben wij gelachen! Was natuurlijk super sneu. En ik heb er nog eentje. Die keer dat we naar Den Haag gingen (was langer geleden toen ik alles zelf deed) en ik de shirts had gewassen en was vergeten mee te nemen, die stonden nog in de hal. Oh wat heb ik gebaald. We konden gelukkig de uit-shirts van Den Haag aan. En we hebben ook nog gewonnen! Geweldig was dat. Dat soort dingen vergeet je nooit meer!”

Je hebt stevige gezondheidsproblemen gehad en privé ging het ook minder. Dat stapje terug wordt ook niet zomaar tegen je gezegd. Kreeg je veel steun?
“Jazeker, binnen de club leefde iedereen mee ook tot zover je dat zelf toestaat. Afgelopen jaar heb ik best een pittig jaar gehad. En heb ik ook een stapje teruggedaan. Jitze heeft daarin een belangrijke rol gespeeld. Daar ben ik erg blij om, ik was er toch bij. Ik heb toen ook voor het eerst een wedstrijd gemist. Had ik voorheen nooit, ik was er altijd bij. Ik vond dat wel een dingetje. Het mooiste is dat je ook als je een stap terug doet, er nog bij hoort en iedereen je betrekt en naar je omkijkt.” IJshockey is voor mij een stukje ontstressen. Ik heb wel ontzettend veel spanning in aanloop naar een wedstrijd. Maar natuurlijk is het wel stressen ook hahaha. Dan zat ik thuis op de bank naar de livestream te kijken (de eerste wedstrijd waar ik niet bij was) en had ik contact met onze vaste chauffeur René, en die zei al tegen me; 'je moet rustig blijven denk aan je hart'. Want dan zit je jezelf enorm op te winden thuis.” 

“Vorig jaar heb ik een herseninfarct gehad doordat mijn hart niet goed klopte. Nu gaat het herstel pas in.”

Wat had je precies aan gezondheidsklachten? Of wil je het daar liever niet over hebben?
“Ja hoor. Ik heb een herseninfarct gehad als allereerste vorig jaar. Dat kwam doordat dat mijn hart niet goed klopte. Ik ben in november aan mijn hart geholpen. Nu pas gaat het herstel van mijn hoofd steeds beter. Mijn energieniveau is nog steeds niet op pijl. Maar door mijn herseninfarct merk ik ook dat mijn spraak, het evenwicht en het onthouden echt nog beter moet worden. Als ik dit interview twee maanden terug zou hebben gehad, was ik nu al aan het stotteren geweest en kwam ik niet goed uit mijn woorden. Maar dat gaat stapsgewijs steeds weer beter.”

Voelt de club voor jou als familie?
“Ja, het is een echte familiaire club. Vanuit de lijn zoals we alles benaderen is best wel uniek. Niemand staat boven iemand, iedereen is gelijk en alles gaat in overleg. Er zijn geen haantjes. Alles is bespreekbaar. Het is een toegankelijke club. Dat zie je ook in het behoud van de spelers. Die voelen zich hier thuis. Het is uitgegroeid tot een hechte groep die ademt eenheid. En dat is echt een mooi proces geweest. Vooral in de eerste jaren met nieuwe spelers. Daar komt niks tussen. Je komt binnen als nieuwe speler en maakt direct ook deel uit van een groep waar je op kunt bouwen. Dat is zo mooi om mee te maken. Er zit geen arrogantie in. Dan krijg je dat iedereen zich thuis voelt. De jeugd kan spelers makkelijk benaderen.”

Hoe zie je jezelf over een aantal jaar?
“Zeker nog actief bij de club. Sterker nog, ook op het ijs! Ik wil weer mijn schaatsen onderbinden. Ik heb zoveel zin om weer te gaan schaatsen. Met het kersttoernooi was ik ziek helaas. Er komt nog een Henk Kuipers toernooi aan in maart, dus dan kan ik nog los. Henk is vroeger nog mijn teamleider geweest en die had altijd een vaste uitspraak; ‘Ik zal je een stuiter geven dat je een kwartier later nog achteruit stuitert’ Die vond ik zo mooi!”

Heb je ook tips voor de club?
“Ik denk dat we vooral moeten doorgaan in de weg die ingeslagen is. Wat wel zaak is dat je af en toe de vrijwilligers die veel werk verrichten moet waarderen. Dat doe je ook. Maar die waardering moet je vaker uitspreken. Heel veel dingen lopen door elkaar heen, waardoor communicatie belangrijk is. Ga wat vaker met je team aan vrijwilligers aan tafel. Doe dat door te vergaderen of juist een borrel of teambuilding te organiseren. Zodat je die mensen ook kan behouden.”

Jorrit, bedankt voor je tijd en je openheid bij dit interview. Leuk om jou zo op een andere manier te leren kennen. Tot ziens in de Blauwe Hal!